Dit jaar ging onze jaarlijkse motorrit opnieuw naar Frankrijk. Tijdens het verlengde weekend van 25 tot en met 28 mei reden wij naar de Vogezen.
Jo had opnieuw een rit uitgestippeld en met vier motoren konden wij de tocht aanvatten.
De Vogezen (Frans: Vosges, Alemannisch: Vogesen) zijn een middelhoge bergketen in het oosten van Frankrijk. De bergketen begint aan de grens met Zwitserland en strekt zich naar het noorden uit over de westelijke zijde van het Rijndal. De ronde toppen van de Grote Vogezen worden ballons genoemd, Frans voor bolvormige bergen.
Er zijn verschillende geologische overeenkomsten tussen de Vogezen en het Zwarte Woud. De Vogezen bestaan voornamelijk uit graniet en rode zandsteen.
Geologisch gesproken zijn de Vogezen en het Zwarte Woud aan elkaar verwant. Als gevolg van druk van de vorming van de Alpen zakte vooral het gebied ertussen naar beneden en vormde zich de Rijnslenk. Dit gebeurde vrij plotseling bij het begin van het tertiair, ongeveer 65 miljoen jaar geleden. Tegelijk stuwden de randen omhoog, met als gevolg dat er door erosie oudere steenlagen naar boven kwamen.
Dag 1:
Wij verzamelden omstreeks 09u15 bij Jo thuis. Omstreeks 09u30 werden de motoren gestart en konden wij de tocht aanvatten. Daar de Vogezen niet naast de deur liggen, werd ervoor gekozen om het eerste deel van de tocht via de autosnelwegen te doen. Eens op de Ring rond Brussel kwamen wij in kilometers file terecht. Als motorrijder konden wij langzaam tussen de wagens door laveren en met enige vertraging gingen we verder. Via Habbay, Virton en Florenville reden wij richting Montmédy. Daar lunchten wij met zicht op de citadel. Bij het eerstkomende tankstation maakten we een stop om bij te tanken. Erik merkte dat er olie onder zijn motor lag. Misschien had hij toevallig over een olieplek geparkeerd. De motor even verplaatsen om zeker te zijn. Ook daar lagen enkele oliedruppels onder zijn motor. Toen Erik even keek bleek de ganse motorblok droog te zijn aan de buitenkant.
Enkele uren en 568 kilometer later kwamen wij aan in het hotel. We konden aan de achterzijde parkeren en Erik merkt opnieuw olie onder zijn motor. Opnieuw was er niets te vinden.
We namen even de tijd om ons te verfrissen en konden erna iets gaan eten in het stadje Colmar. Eén van de specialiteiten was flamkuche, een beetje te vergelijke met pizza.
Het stadje Colmar was een prettige verrassing voor iedereen. De oude bouwstijl gaf een aangenaam karakter aan Colmar. We vonden voldoende terrasjes waar wij rustig iets konden drinken voor het slapengaan.
Dag 2:
Erik was al vroeg wakker en stond om 08u00 al aan een garage om te laten kijken naar het olie lek. Men plaatste de motor op de brug, maar kon geen lek vinden. Alles bleek in orde te zijn. Omstreeks 09u00 lunchten wij alvorens een tocht van 215 aan te vatten. Het eerste deel ging richting Riquewihr. Een oud middeleeuws stadje dat blijkbaar verboden was voor voertuigen. Wij hadden dat natuurlijk niet gezien en reden er rustig door met de motoren. Na een kort bezoek reden we opnieuw verder richting Fraises, La Bresse en Cornimont. De kerk van Cornimont vertoonde nog diverse sporen van kogelinslagen uit de tweede wereldoorlog. De temperatuur begon reeds aardig op te lopen. Op het terras maten wij een temperatuur boven de 30°C. Na enkele kilometers passeerden wij een rustig meertje in de haut-Rhin, Lac de la Lauch. Tijd voor een stop en ons wat opfrissen. Terwijl Peter en Jo in de schaduw bleven, namen Erik en Gert een duik in het verfrissende water. Beiden vroegen zich echter af waarom iedereen aan de kant bleef en niemand in het water ging. Toen we na een klein half uurtje uit het water kwamen, ons motorpak opnieuw aandeden en bij de motoren kwamen, zagen wij een bordje met de vermelding dat het er verboden was te zwemmen … De tocht verliep verder zonder echte incidenten en in de laten namiddag kwamen wij opnieuw aan in het hotel. Opnieuw gingen wij eten in Colmar en pikten nadien een terrasje mee.
Dag 3:
Er werd gezegd dat wij om 9u00 aan tafel zouden gaan. Erik was al van 06u00 wakker en maakte een wandeling door het verlaten Colmar. Tegen 9u00 was hij terug om, samen met de groep, te kunnen ontbijten. Deze dag zouden wij een deel van Route des Crêtes doen. Een mooie route, vol bochten, die dwars door de Vogezen liep. Het begon reeds vanaf ‘s morgens vroeg stikheet te worden. Met 24°C in de bergen en 32°C in de dorpen was het puffen op de motoren. Tijdens deze route konden wij diverse vogels zie,. Zowel buizerds als ooievaars waren er in overvloed. Niet ver van het punt le Ballon d’ Alsace, was het een paradijs voor parapantes. Gert en Erik probeerden deze te tellen en kwamen al snel boven de honderd uit. Opzij waren nog diverse mensen hun parapante aan het klaarmaken.
We reden door naar Le Grand Ballon om er een kleine stop te houden en even wat te drinken. Deze gekende plaats zat overvol met motards en wielertoeristen. In de afdaling werden we nog even voorbijgestoken door een wielrenner die ongelofelijke risico’s nam in zijn afdaling. We passeerden nog even langs langs een stadje vol ooievaars, maar buiten dit was er niet veel te zien.
Na 157 kilometer kwamen wij terug aan in het hotel. Tijd voor een verfrissende douche. Opnieuw gingen wij ’s avonds eten in Colmar. Daar de temperatuur maar niet wilde zakken, deden wij diverse terrasjes aan om ons te verfrissen alvorens naar het hotel te gaan.
Dag 4:
Opnieuw was Erik vroeg wakker en was om 06u30 al op stap richting centrum Colmar.
Na het ontbijt was het tijd om terug huiswaarts te keren. We vertrokken omstreeks 09u30 en reden eerst dwars door de Vogezen. Daar we op tijd thuis wilden zijn namen we voor het merendeel de autosnelweg. Hier en daar stopten we even om te tanken en een kleinigheid te eten. Even voor Brussel kwamen we terecht in een onweer. De verfrissing van de regen deed ons deugd.
Omstreeks 17u30 waren wij terug thuis. Er was afgesproken om rond 18u00 met de familie iets te eten bij Erik thuis. Daar konden wij nagenieten van de voorbije dagen. Er werd eveneens al eens gepolst naar de rit van het komende seizoen.